Wat is de betekenis van vleiend?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vleiend

bn. bw. (-er, -st), wat vleit; het zelfgevoel strelend, behaaglijk aandoend : vleiende woorden, beloften : vleiend spreken ; iets vleiend vragen ; — die uitlating is niet zeer vleiend voor hem, strekt hem niet tot lof.

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vleiend

vleiend - Werkwoord 1. onvoltooid deelwoord vanvleien

2025-07-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vleiend

vleiend - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: vlei-end 1. wat goed is voor je zelfgevoel ♢ het is vleiend dat ze mij als haar grote voorbeeld ziet Bijvoeglijk naamwoord: vlei-end de/het vleiende ... ...

2025-07-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

vleiend

strelend, behaend.

2025-07-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vleiend

adj., flaeijerich, ljuensk; overdreven —, glei; — vriendelijk, lak en frak, lot en flot.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vleiend

bn., bw. (strelend); een vleiend woord, een vleiende getuigenis, vleiende taal; iets vleiend vragen.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vleiend

bn. en bw. (-er. -st) strelend, behaaglijk, flatterend: -e taal; iets vragen.

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vleiend

bn. en bw. (-er, -st), wat vleit: de uitlating is niet zeer vleiend voor hem, strekt hem niet tot lof.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VLEIEND

VLEIEND - bn. bw. (-er, -st), wat vleit; streelend, behaaglijk: vleiende woorden; beloften; vleiende taal; vleiend spreken.