Wat is de betekenis van VLEEZIG?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VLEEZIG

VLEEZIG - bn. (-er, -st), van vleesch voorzien : de vleezige deelen des lichaams; — gezet, flink gevoed : eene vleezige koe; — sappig, eetbaar : vleezige kersen, pruimen. VLEEZIGHEID, v. het vleezige.

2025-07-23
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Vleezig

Vleezig, bn. (-er, -st), van vleesch voorzien; gezet; de -e deelen, (des ligchaams, eener vrucht). *-HEID, v. gmv. het vleezige.

Gerelateerde zoekopdrachten