Wat is de betekenis van visser (divers)?

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

visser (divers)

m. (-s; -tje) 1. Eig. hij die vist inz. van beroep: Oostendse, Scheveningse -s; het loze -tje; aan een goed ontglipt wel eens een aal, zelfs de bekwaamste mislukt of ontgaat wel eens iets; voor eens -s deur vissen, vergeefse moeite doen.. 2. Metf. Zeew. een der zware balken in het dek, waardoor de mast gaat.