Wat is de betekenis van VINGERLING?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vingerling

m. (-en), 1. sluifje, vingerovertrek: een leren vingerling; 2. ouderwetse, brede ring ; 3. open vingerhoed der kleermakers ; — 4.(waterb.) tijdelijk gelegde dam om daarachter een sluis aan te leggen ; afdamming achter een dijk tot sluiting van een doorbraak. VINGERLINGETJE. o. (-s).

2025-07-24
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

VINGERLING

1. Kade of ringdijk rond de bouwput van een te maken kunstwerk, meestal in een hoofdwaterkering. De kruin van de kade dient op voldoende hoogte boven de te verwachten buitenwaterstand te zijn gelegen om overstroming van de bouwput te voorkomen. Ook wordt een boogvormige afdamming of ringkade, tot sluiting van een dijkbreuk, vingerling genoemd.2. Ve...

2025-07-24
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Vingerling

Vingerling - beslag met gat dat aan roersteven of spiegel wordt bevestigd en waarin de roerhaak met roerblad kan draaien. Ook worden zowel aan de boot als aan het roer vingerlingen aangebracht zodat er een lange roerpen doorheen gestoken kan worden. → Roerbeslag.

2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vingerling

s., slûf, slúf, hoal(l)ing.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vingerling

m. vingerlingen (1 ouderwetse ring, aan de bovenkant soms 4 cm breed; 2 vingerovertrek): 1. een vingerling van de oude juffrouw De Groot; 2. een zeemleren vingerling.

2025-07-24
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Vingerling

Oogen aan den achtersteven van een schip, waaraan het roer, draaiend, bevestigd is.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vingerling

('vingərling) m. (-en; -etje) 1. vingerbekleedsel : een zeemleren -. 2. open vingerhoed der kleermakers. 3. Waterb. tijdelijke dam om daarachter een sluis te bouwen.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vingerling

m. (-en), 1. naam van de wijsvinger in kinderrijmpjes; 2. elk van de ijzeren haken aan de achtersteven van een schip waaraan het roer is opgehangen.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VINGERLING

VINGERLING - m. (-en), vingerovertrek : leeren vingerling; — open vingerhoed der kleermakers; — (zeew.) zware poorthengsels wier armen, op den achtersteven vastgenageld, zich over het barghout uitstrekken en een deel van het roerstel uitmaken; — (waterb.) tijdelijk gelegde dam om daarachter eene sluis aan te leggen. VINGERLINGET...