Vijver
m. (-s), klein, natuurlijk of (meest) gegraven, veelal omsloten waterbekken, inz. in tuinen, oorspr. om vis in te houden (visvijver), later ook alleen als deel van een park- of tuinaanleg: een vijver met een fontein in het midden ; — (spr.) in zulke vijvers vangt men zulke vissen, die uitkomst was te verwachten, nu heb je loon n...