vierdeurspak
(1947) (sch.) kostuum. Zie ook: Armani*-hansopje; drenkelingenpak*; Heidipakje*; kloffie*; pakean*; paatje*; pijtje*. • Toen ik de deur opentrok stond er een jongeman op de stoep met een sierlijk vierdeurspak en een glimlach. (Simon Carmiggelt: Allemaal onzin. 1947)