Wat is de betekenis van Vider?

2025-07-27
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Vider

I. leegmaken, ledigen; uithalen [de ingewanden], schoonmaken [gevogelte], wammen [vis]; ontruimen; uitschenken, uitgieten; uitdrinken; uithollen; afblazen; fig. regelen, beëindigen, afhandelen, vereffenen, oplossen, uitmaken, bijleggen, uitvechten; vider les lieux, de plaats ruimen; vider le pays, het land verlaten; il mé faut vider le...