vertippelaar
(1946) (Barg.) verrader. Syn.: brieselaar*; loenenaar*; mozer*; rottenaar*; sliegenaar*; verkleffer*; verknoester*; verloenenaar*; versliegeraar*; zanger*; zapo*. • Toen vroeg hij aan David: 'Is dat dan geen vertippelaar?' (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946) • (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van ra...