verkeilen
(1946) (Barg.) uitgeven aan drank. Van 'keil' (groot glas bier of jenever). • 'Denk jij dat ik maf ben,' zei die, 'jij je poen verkeilen en hier mijn kotters opgielen en dan zeker mijn boeltje aansteken en me in de grieksen pezen.' (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)