verfallen
vervallen (ook v. termijn); afnemen, aflopen; darauf wäre ich nie verfallen, daarop zou ik nooit gekomen zijn; die Kaution ist verfallen, de borgstelling is vervallen; einem verfallen sein, geheel onder iem. invloed zijn, iem. volledig toegedaan zijn; er ist dem Morphium verfallen, hij is aan morphine verslaafd; dem Gesetz verfallen, aan de we...