Wat is de betekenis van Vēnor?

2025-07-25
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Vēnor

1. dep. (1); intr., jagen, ii, qui venari solent, Cic., canum alacritas in venando, Cic. 2. dep. (1); trans., (op een dier) jacht maken, leporem, Verg., vespae muscas venantur, Plin.; fig., jacht maken op, streven naar, laudem, Cornif. rhet., alqm, in zijn net trachten te vangen, Phaedr., Hor.