van de gestampte pot
(1929) (inf.) een jongen van de gestampte pot: een vlotte, toffe kerel zonder pretentie; een eenvoudige vent waarmee goed valt op te schieten. Huizinga (‘Nederlandse Zegswijzen’, 1965) denkt bij gestampte pot aan een retorische figuur. Volgens Endt, ‘B.W.’ , (die overigens als uitleg geeft: betrouwbaar persoon, ervarene)...