Wat is de betekenis van uitzuiger?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitzuiger

m., UITZUIGSTER, v. (-s), die uitzuigt; knevelaar, afperser.

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitzuiger

uitzuiger - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die uitzuigt Woordherkomst afgeleid van uitzuigen met het achtervoegsel -er Synoniemen afperser, uitbuiter, profiteur, woekeraar Verwante begrippen bloedzuiger, vampier

2025-07-28
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

uitzuiger

afperser, uitbuiter, profiteur, woekeraar. Een woekeraar, een schacheraar, een uitzuiger van weêuwen en wezen, zou zij hem altijd blijven noemen, maar dat anderen hem evenzoo heette, dat kon ze niet verkroppen. (H.J. Schimmel: Het Gezin van Baas van Ommeren (voor dertig jaren), 1874) Leelijke, vuile jaloersche smeerlap, uitzuiger, centendief...

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitzuiger

s., útsûger.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitzuiger

m. uitzuigers (afperser; woekeraar).

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITZUIGER

UITZUIGER - m., UITZUIGSTER, v. (-s), die uitzuigt; (fig.) knevelaar, woekeraar, -ster.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)