Uitvreter
m. (-s), die uitvreet (3.): de uitvreter, die je sigaren oprookte, je steenkolen verstookte en je kasten nakeek (Nescio).
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), die uitvreet (3.): de uitvreter, die je sigaren oprookte, je steenkolen verstookte en je kasten nakeek (Nescio).
Marc De Coster (2020-2025)
(1910) (inf.) profiteur; parasiet; klaploper. • Een anarchistische "uitvreter". (het Volk, 25/12/1910) • Den uitvreter, dien je in je bed vond liggen met zijn vuile schoenen, als je ”s avonds laat thuis kwam. Den uitvreter, die je sigaren oprookte, en van je tabak stopte en je steenkolen verstookte en je kasten nakeek en geld van j...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
uitvreter - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die uitvreet ♢ deze uitvreter leeft al maanden op mijn kosten Woordherkomst afgeleid van uitvreten met het achtervoegsel -er Synoniemen profiteur, parasiet, klaploper
Marc de Coster (2007)
profiteur; parasiet; klaploper. Van Nescio verscheen in 1933 ‘De uitvreter’. Een anarchistische ‘uitvreter’. (Het Volk, 25/12/1910) Uitvreters van jouw soort maken me onwel. (Willem van Iependaal, Kluivenduikers Doedeldans, 1937)
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: