Wat is de betekenis van UITSPLITSEN?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitsplitsen

(splitste uit, heeft uitgesplitst), 1. splitsend uit elkaar werken : het uitgesplitste eind van een touw; 2. (gew.) uitsplijten, uitzuinigen.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitsplitsen

(splitste uit, heeft uitgesplitst), 1. splitsend uit elkaar werken: het uitgesplitste eind van een touw; 2. uitschiften.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITSPLITSEN

UITSPLITSEN - (gew.) uitsplijten, uitzuinigen.

2025-07-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)