Wat is de betekenis van uitsnijder?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitsnijder

m., UITSNIJDSTER, v. (-s), iem. die uitsnijdt.

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

uitsnijder

(1906) (Jidd.) opschepper, bluffer; kapsoneslijer. • Asjezo'n sjieke uitsnijer ziet. Die mit kafsones Frans zit te bromme, Geloof dan maar an z'n duite niet, Want Blanes van binne mot je komme... (Jules de Vries: Ghijn en onghijn. Ghetto-schetsen en verhalen. 1906) • (Hans Heestermans & Ditte Simons: Mokums woordenboek. 2014)

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITSNIJDER

UITSNIJDER - m, UITSNIJDSTER, v. (-s), die uitsnijdt.

Gerelateerde zoekopdrachten