Uitscheren
(schoor uit, heeft uitgeschoren), (zeew.) (een touw) door de opening halen waar het in gestoken was ; — een takel uitscheren, uit elkander nemen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(schoor uit, heeft uitgeschoren), (zeew.) (een touw) door de opening halen waar het in gestoken was ; — een takel uitscheren, uit elkander nemen.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('uit) (schoor uit, heeft uitgeschoren) Zeew. door de opening halen waar het in zit : een touw -.
J.H. van Dale (1898)
UITSCHEREN - (schoor uit, heeft uitgeschoren), (zeew.) (een touw) door de opening halen waar het ingestoken was.
Jacob van Lennep (1865)
b.w. - Van een touw sprekende, bedoelt men door uitscheren, het uit de opening halen, waar het ingestoken was.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: