Uitschateren
(schaterde uit, heeft en is uitgeschaterd), 1. schaterend, luid weerklinkend uiting geven aan (zijn vrolijkheid): het uitschateren van het lachen ; — vand. zij schaterden het uit, lachten luidkeels; 2. ten einde schateren.
Van Dale Uitgevers (1950)
(schaterde uit, heeft en is uitgeschaterd), 1. schaterend, luid weerklinkend uiting geven aan (zijn vrolijkheid): het uitschateren van het lachen ; — vand. zij schaterden het uit, lachten luidkeels; 2. ten einde schateren.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('uit) (schaterde uit, uitgeschaterd) 1. (heeft) ten einde schateren. 2. (heeft en is) luidkeels lachen.
J.H. van Dale (1898)
UITSCHATEREN - (schaterde uit, heeft en is uitgeschaterd), ten einde schateren; luidkeels lachen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: