Uithuilen
(huilde uit, heeft uitgehuild), 1. ten einde huilen: laat het kind maar uithuilen. 2. huilende uiten: zij huilde haar droefheid uit; — door huilen zijn boezem lucht geven: kon zij maar eens goed uithuilen, dat zou haar verlichten; ook zich uithuilen. 3. zijn ogen uithuilen, zeer hevig huilen.