Wat is de betekenis van UITGELEERD?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitgeleerd

bn., (w. g.) alles geleerd hebbend, niets meer (van enig vak of een wetenschap) kunnende leren: in schalkheid uitgeleerd (Staring); — nu ben ik uitgeleerd, ik weet niet meer wat te doen.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitgeleerd

bn. (zijn leertijd of schooltijd achter de rug hebbende; fig. volleerd): vele kinderen zijn op hun 12de jaar al uitgeleerd; in dat vak is hij uitgeleerd; men is nooit uitgeleerd.

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitgeleerd

('uit) bn. 1. zijn leertijd achter de rug hebbend : veel kinderen zijn al op hun twaalfde jaar -. 2. bedreven : in dat vak is hij -; in allerlei listen -. 3. niet meer wetend wat te doen : nu ben ik -.

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITGELEERD

UITGELEERD - bn. (w. g.) hij is uitgeleerd, heeft zijn leertijd volbracht, (ook) kan niets meer (van dit vak of die wetenschap) leeren; zeer geleerd, bedreven: hij is uitgeleerd in aardrijkskunde; (fig.) nu ben ik uitgeleerd, ik weet niet meer wat te doen.

2025-07-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten