Uitgeleerd
bn., (w. g.) alles geleerd hebbend, niets meer (van enig vak of een wetenschap) kunnende leren: in schalkheid uitgeleerd (Staring); — nu ben ik uitgeleerd, ik weet niet meer wat te doen.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., (w. g.) alles geleerd hebbend, niets meer (van enig vak of een wetenschap) kunnende leren: in schalkheid uitgeleerd (Staring); — nu ben ik uitgeleerd, ik weet niet meer wat te doen.
M. J. Koenen's (1937)
bn. (zijn leertijd of schooltijd achter de rug hebbende; fig. volleerd): vele kinderen zijn op hun 12de jaar al uitgeleerd; in dat vak is hij uitgeleerd; men is nooit uitgeleerd.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('uit) bn. 1. zijn leertijd achter de rug hebbend : veel kinderen zijn al op hun twaalfde jaar -. 2. bedreven : in dat vak is hij -; in allerlei listen -. 3. niet meer wetend wat te doen : nu ben ik -.
J.H. van Dale (1898)
UITGELEERD - bn. (w. g.) hij is uitgeleerd, heeft zijn leertijd volbracht, (ook) kan niets meer (van dit vak of die wetenschap) leeren; zeer geleerd, bedreven: hij is uitgeleerd in aardrijkskunde; (fig.) nu ben ik uitgeleerd, ik weet niet meer wat te doen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: