Wat is de betekenis van Uiteter, uiteetster?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uiteter, uiteetster

m., v, (-s), 1. die uiteet, bep. in de bet. 3.; vgl. Uitvreter. 2. die de gewoonte heeft buitenshuis te eten.

Gerelateerde zoekopdrachten