Wat is de betekenis van Uitdruppen, uitdruppelen?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitdruppen, uitdruppelen

(drupte, druppelde uit, heeft en is uitgedrupt, uitgedruppeld), 1. ten einde druppen. 2. dropsgewijze uit iets vallen, resp. droppels uit zich laten vallen: iets laten uitdruppen, het vocht er af of uit laten lopen.

Gerelateerde zoekopdrachten