uitbaat
uitbaat - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbaten ♢... dat ik uitbaat 2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbaten ♢... dat jij uitbaat 3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd v...