Wat is de betekenis van Tŭmultŭo, tŭmultŭor?

2025-07-24
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Tŭmultŭo, tŭmultŭor

dep. (1), rumoer maken, onrustig -, in onrust zijn, Cic., tumultuari Gallias comperit, dat in Gallië onlusten waren uitgebroken, Suet., impers., in castris Romanorum praeter consuetudinem tumultuari, dat . . . een ongewoon rumoer was, Caes., cum Gallis tumultuatum verius quam belligeratum, meer ongeregelde gevechten geleve...

Gerelateerde zoekopdrachten