tumpah
(tumpah ruah, overal) uitgestort; (tanah) tumpah darah, geboortegrond, vaderland; menumpahi, storten in, (over), overgieten; menumpahkan, (uit)storten, vergieten, plengen; (z’n kracht, aandacht) wijden, ten volle geven; tertumpah, uitgestort; ketumpahan, overgoten, overstort; nat geworden door; penumpahan, uitstorting; (ketumpahan darah, bloed)v...