Wat is de betekenis van Tuk, beet nemen?

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tuk, beet nemen

m. (-ken), 1. stoot: tuk hebben, beet hebben; (vandaar) iemand tuk nemen of hebben, hem beetnemen; 2. kneep, slinkse streek.