Wat is de betekenis van tug?

2025-07-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

tug

teregwysing, toesig; straf, pyniging; dissipline; getug, teregwys deur bestraffing; slae gee, tugtig.

2025-07-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

tug

I. trekken, rukken (aan at); II. trekken aan; (voort) slepen; tug in, er met de haren bijslepen; III. 1. ruk; 2. sleepboot; the tug (of war), het heetste van de strijd, het spannende moment; zie ook: tug of-war, he gave it a tug, hij rukte (trok) et aan; I had a great tug to..., het was me een heel karwei om...