Wat is de betekenis van Tŭĕor?

2025-07-23
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Tŭĕor

tŭĭtus 8um (2); I. eig., zien, kijken, aanschouwen, beschouwen, naturam, Cic., poët., transversa (ter zijde), Verg., acerba, wild, Verg. II. overdr. a. in ’t alg., aanzien, beschouwen, quod ego perinde tuebar, ac si usus essem, Cic. b. praegn., op ... letten = voor ... zorgen, onder zijn opzicht of hoede hou...

Gerelateerde zoekopdrachten