Wat is de betekenis van TROUWELOOSHEID?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Trouweloosheid

v., 1. het trouweloos-zijn, ontrouw. 2. (...lieden), ontrouwe, trouweloze handeling.

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

trouweloosheid

trouweloosheid - Zelfstandignaamwoord 1. het trouweloos zijn De trouweloosheid van veel echtgenoten maakt vrouwen wantrouwend. Woordherkomst afgeleid van trouweloos met het achtervoegsel -heid

2025-07-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Trouweloosheid

s., trouweleazens, falskens.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

trouweloosheid

v.; ontrouw: trouweloos zijn; daad van trouweloosheid.

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

trouweloosheid

('lo:sheit) v. (...heden) 1. Eig. het trouweloos zijn. 2. Metn. trouweloze handeling.

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

TROUWELOOSHEID

TROUWELOOSHEID - v. ontrouw; —, (...heden), ontrouwe, trouwelooze handeling.