Wat is de betekenis van Trou?

2025-07-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

trou

getrouheid; gehegtheid; eerlikheid; lojaliteit; getrou, in huwelik bevestig word; troue; getrou, betroubaar; waar, standvastig.

2025-07-24
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Trou

gat; hol, nest, negerij; krot; oog [v. naald]; leemte, gaping; trou d’homme, mangat [v. stoomketel]; trou de loup, wolfskuil; boire comme un trou, drinken als een Tempelier; boucher un trou, een schuld afdoen; faire un trou pour en boucher un autre, een gat maken om het andere te stoppen; faire un trou à la lune, met de noorderzon vert...

2025-07-24
Prisma Fries Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)