trou
getrouheid; gehegtheid; eerlikheid; lojaliteit; getrou, in huwelik bevestig word; troue; getrou, betroubaar; waar, standvastig.
H.J. Terblanche - M.A., D. Litt
getrouheid; gehegtheid; eerlikheid; lojaliteit; getrou, in huwelik bevestig word; troue; getrou, betroubaar; waar, standvastig.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
gat; hol, nest, negerij; krot; oog [v. naald]; leemte, gaping; trou d’homme, mangat [v. stoomketel]; trou de loup, wolfskuil; boire comme un trou, drinken als een Tempelier; boucher un trou, een schuld afdoen; faire un trou pour en boucher un autre, een gat maken om het andere te stoppen; faire un trou à la lune, met de noorderzon vert...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: