Wat is de betekenis van Tronen (zetelen, heersen)?

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tronen (zetelen, heersen)

(troonde, heeft getroond), op een troon zitten, eig. en fig.; (scherts.) breeduit gezeten zijn; heersen: in dat huis tronen vrede en menslievendheid.