trompette
trompette - Werkwoord 1. enkelvoud verleden tijd van trompetten ♢Ik trompette ♢Jij trompette ♢Hij, zij, het trompette
Wiktionary (2019)
trompette - Werkwoord 1. enkelvoud verleden tijd van trompetten ♢Ik trompette ♢Jij trompette ♢Hij, zij, het trompette
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
trompet; bazuin; uitbazuiner; sonner de la trompette, op de trompet blazen; en trompette, trompetvormig; nez en trompette, wipneus; trompetter.
Cornelis Kiliaan (1573)
1. Tuba, tuba bellica, tuba classis, classicum, buccina. vulgò trompeta. ger. trommette: gal. trompe, trompette: ital. tromba, trombetta, trompetta: hisp. trompeta: ang. trumpet. 2. Tubicen, aeneator. ital. trombetta.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: