Wat is de betekenis van Trog?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Trog

m. (-gen), trogje, o. (-s), rechthoekige bak, van boven wijder dan van onderen; — (bakk.) kneedhak; — (mets.) kalkbak; — etensbak voor de varkens; — bak waarin geslachte varkens worden afgeschraapt.

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

trog

(1991) (jeugd) dikke vrouw. In de zestiende eeuw was ‘vuijlen troch’ een scheldwoord voor een man. • Trog, dikke vrouw; ook een bord eten. (Cor Hoppenbrouwers: Jongerentaal. 1991)

2025-07-25
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

trog

(vnl. jeugdtaal) dikke vrouw. In deze betekenis vermeld door Hoppenbrouwers. In de zestiende eeuw was vuijlen troch een scheldwoord voor een man.

2025-07-25
Prisma van het weer

Peter Timofeeff (1993)

Trog

Gedeelte van een lagedrukgebied waar de luchtdrukgradiënt langs de as gemeten, groter is dan de luchtdrukgradiënt aan weerszijden van die as. De lucht in een trog is onstabiel van opbouw en gaat vaak samen met een buiig weertype. Een trog wordt doorgaans gemarkeerd door een flink ruimen van de wind, dalingen van de luchtdruk ervoor en luchtdrukstij...

2025-07-25
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

trog

aardrijkskundig: zie kil.

2025-07-25
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Trog

Trog - ook keel, rechthoekige bak op de met water gevulde bun van een visserschip. De wanden van de bun zijn zo hoog opgetrokken dat buitenwater niet door de bun in de boot kan komen. Via de trog werd de levende vis in de dubbele bodem gestopt en eruit gehaald.

2025-07-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Trog

1. (meteor.) Uitbochting van de isobaren, die vaak achter een depressie voorkomt. De isobaren liggen daar dichter bij elkaar dan in de naaste omgeving met het gevolg, dat een t. zich dikwijls kenmerkt door een sterk vergrote buiigheid en zware windstoten. Zon t. verplaatst zich niet met de snelheid van de wind, zoals fronten doen; daaruit blijkt, d...

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Trog

s., trôch, trôge.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Trog

noemt men in de weerkunde een uitloper van een lagedrukgebied, een luchtdruk„dal” a.h.w., dat niet door een gesloten isobaar wordt omvat. Men spreekt nog meer in het bijzonder dan van „trog”, wanneer de grootste drukgradiënten voorkomen langs de „as”, die in de lengterichting van de trog loopt en naar het ho...