Wat is de betekenis van tripper?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tripper

m. (-s), veentrapper.

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

tripper

(1960+) (Eng.) iemand die ergens (meestal van drugs) een kick krijgt; gebruiker van bewustzijnsverruimende drugs. Een term uit het hippietijdperk. • Ik wou ook wel eens Marsmannetjes door de Leidsestraat zien lopen eigenlijk, zegt een gewezen tripper, wiens levenslust nu met pillen van de dokter wordt gereguleerd. (Louis van Gasteren: Allemaal...

2025-07-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Tripper

persoon die een trip (1 trip bet. 2) maakt.

2025-07-25
Yiddish Slang

Fred Kogos (1966)

Tripper

Gonorrhea.

2025-07-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

tripper

1. trippelaar; 2. pleizierreiziger; cheap trippers, dagjesmensen.

2025-07-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Tripper

druiper.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tripper

m. -s, trippertje; veentrapper.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tripper

Tripper - m. (-s), veentrapper.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)