Triomferen
(triomfeerde, heeft getriomfeerd), (<Fr.), 1. een zegepralende intocht houden; 2. zegevieren, zegepralen: over zijn vijanden, hartstochten triomferen; 3. zich gedragen als iem. die een overwinning behaald heeft.
Van Dale Uitgevers (1950)
(triomfeerde, heeft getriomfeerd), (<Fr.), 1. een zegepralende intocht houden; 2. zegevieren, zegepralen: over zijn vijanden, hartstochten triomferen; 3. zich gedragen als iem. die een overwinning behaald heeft.
Wiktionary (2019)
triomferen - Werkwoord 1. (inerg) de overwinning (triomf) behalen of behaald hebben, zegevieren ♢ Er werd die dag getriomfeerd. Woordherkomst afgeleid van het Franse triompher (met het achtervoegsel -eren)
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Muiswerk Educatief (2017)
triomferen - regelmatig werkwoord uitspraak: tri-om-fe-ren 1. een overwinning behalen ♢ ze triomfeerden over hun tegenstanders Regelmatig werkwoord: tri-om-fe-ren ik triomfeer jij/u trio...
Hans Heestermans (1977)
triomferen - copuleren; eig. ‘de overwinning vieren’; vervolgens ‘feestvieren; pretmaken’ (vgl. vreugde en rage). Adieu, mijn dubbel vel!'(= slet, H.) doen ie met haer triumpheerde en vraechde ic niewers na. Si paeiter so vele met haren valschen monde, Antw. Liedb. (ed. vox FALLERSLEBEN) 47 [1544].
M. J. Koenen's (1937)
getriomfeerd; (Fr.-Lat. triumphare): zegepralen, zegevieren, een triomftocht houden: over zijn vijanden triomferen.
Jozef Verschueren (1930)
('fe:rɘn) (triomfeerde, heeft getriomfeerd) 1. zegepralen, zegevieren : over zijn vijanden, zijn hartstochten -. 2. een triomftocht houden.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(triomfeerde, heeft getriomfeerd), 1. een zegepralende intocht houden; 2. zegevieren, zegepralen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: