Trechter
m. (-s), 1. hol kegelvormig toestel, van onderen in een buis uitlopende, meest van glas of metaal gemaakt, om daarmede vloeistoffen of poedervormige stoffen door een nauwe opening te gieten: de pijp, de mond van een trechter; 2. kegelvormig toelopende kuil.