Touwen
I. bn., van touw: touwen omboordsel. II. (touwde, heeft getouwd) aan een touw voorttrekken, boegseren. III. (touwde, heeft getouwd), 1. bereiden, nl. leer ; onder touwen verstaat men al de bewerkingen na het looien, ook de hele bewerking van leer dat niet gelooid wordt : zeem touwen ; 2. (fig.) slaan : afrossen.