Toot
v. (toten), 1. tuit; spits toelopend einde; 2. kegelschelp; 3. (gew., Zuidn.) aangezicht (vgl. toet); 4. (Zuidn.) zoen; 5. (gew., minacht.) vrouwenhoed; 6. (Zuidn., minacht.) wijf (vgl. totebel); 7. greep van een rijschaaf of voorloper.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (toten), 1. tuit; spits toelopend einde; 2. kegelschelp; 3. (gew., Zuidn.) aangezicht (vgl. toet); 4. (Zuidn.) zoen; 5. (gew., minacht.) vrouwenhoed; 6. (Zuidn., minacht.) wijf (vgl. totebel); 7. greep van een rijschaaf of voorloper.
Team taaladvies (2023)
Sinds Twitter is overgenomen door Elon Musk, wint de sociaalnetwerksite Mastodon aan populariteit. Op Mastodon verstuur je geen tweets, maar toots. Het woord toot, uitgesproken als [toet], verwijst naar het geluid van een olifant, net zoals het woord tweet verwijst naar het geluid van een vogel. Mastodon is genoemd naar de mastodont, een uitgestorv...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc De Coster (2020-2025)
1) (19e eeuw) (stud.) asymptoot. • Lijsten van woorden in enkele bedrijven of bij eene bijzondere klasse van personen, als studenten, zeelieden, militairen, tooneelspelers, enz. enz. in gebruik, hetzij uitsluitend, hetzij in eene andere beteekenis dan de gewone spreek- en schrijftaal daaraan toekent, zoo mogelijk met de geschiedenis - als b.v....
Walter De Clerck (1981)
1. Min of meer spits uitlopend deel van een voorwerp: uitsteeksel, punt: dat kleed hangt met een toot. 2. Tuit (van een koffiekan, een theepot enz.); ook in toep. op de opening van een fles. Daar we die (een gewijde kaars) nooit in huis gehad hadden nam ik de bougie uit de lanteren en stak die boven in de toot van de jenerfles die ne...
M. J. Koenen's (1937)
v. toten; aangezicht; sufferige vrouw, gew.; min. vrouwenhoed; Z.-N. min. wijf; Z.-N. zoen: Z.-N. een kwade, lelijke toot; Z.-N. een toot(je) geven; Z.-N. met hoten en toten, hobbels en bobbels; verg. zuurtoot.
Jozef Verschueren (1930)
(to:t) v. (toten; -je) [~ tuit] Gew. I. Eig. 1. mond. 2. Uitbr. aangezicht. II. Metn. 1. zoen. 2. a. Algm. wijf. b. Inz. sufferige vrouw. 3. Min. vrouwenhoed. III. Metf. 1. bobbel. 2. tuit-, kegelvormige slak (Corus).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: