Tol
I. m. (-len), 1. geld dat men betalen moet (voor zich of voor goederen die men meevoert) om een bep. gebied te mogen betreden of passeren, cijns, recht; thans inz. belasting voor het gebruik van wegen, kanalen enz.; — (fig.) cijns: de tol der natuur of aan de natuur betalen, sterven; — tol aan Neptunus betalen, zeez...