tofferik
1) (1949) (Barg.) fijne vent. • Verder vonden ze Meert een groene tofferik, vanwege de kleur van zün trui. (het Vrije Volk, 07/11/1949) • Voor mij is Karin een tofferik. (het Vrije Volk, 04/01/1961) • Toen de kastelein vertelde dat Ome Hein een ouwe tofferik was waar je gerust een moord mee kon gaan plegen en ook de kelner had...