Wat is de betekenis van toe?

toe - Bijwoord 1. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord. 2. : ertoe: hij behoort niet tot die groep ->hij behoort er niet toe. 3. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord 4. : bijv. toezeggen: ik zeg niets toe. 5. tot ... toe met genitief van een werkwoord ...

toe - bijwoord, tussenwerpsel 1. je kunt er niet bij of in of door ♢ het kind deed zijn oogjes toe 2. als extra ♢ hij kreeg nog geld toe voor dit karwei 3. heen ...

→ teen

in België vaker dan in Nederland voor: dicht, gesloten.

gesluit, toegemaak; in die rigting na ‘n plek; op daardie oomblik; daarna; wanneer; asseblief; toe maar, bekommer jou nie daaroor nie; trooswoord.

adv.; (dicht), ta, ticht; (tot), ta; ergens aan — komen, earne oer gear komme; dat is tot daaraan —, dat mei hinnebruije, dat is ta dêr oan ta.

I. 1. teen; 2. neus [v. schoen]; 3. punt; big (great) toe, grote teen; turn up one’s toes, het hoekje omgaan; II. 1. met de tenen aanraken; 2. een teen aanzetten [kous]; 3. een schop geven; toe the line (the mark), 1. met de tenen aan de streep (gaan) staan [bij wedstrijden]; 2. niet (willen) afwijken [van een gedragslijn]; 3. zijn man staan;...

teen; hammer toe, hamerteen.

bw. (1 in de richting naar; 2 tot aan een grens, meestal versterking van tot; 3 tegemoet, tegen; 4 dicht, meestal elliptisch; 5 een versterkende, voortzettende beweging te kennen gevend; 6 aansporing te kennen gevende): 1. ergens naar toe gaan; 2. tot nu toe; tot daar toe; 3. hij kwam naar mij toe; dat lacht mij toe; 4. doe die deur toe; in bijv....