Wat is de betekenis van tintelen?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tintelen

I. (tintelde, heeft getinteld), 1. (onoverg.) snel achtereen geprikkeld of gekitteld worden, een fijn prikkelend gevoel ondervinden: mijn vingers tintelen; hij krijgt een sneeuwbal aan zijn oren dat ze tintelen; haar voeten begonnen te tintelen van de kou; 2. (overg., niet alg.) prikkelen. II. (tintelde, heeft getinteld), flik...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tintelen

tintelen - Werkwoord 1. prikkelen Hij had een 'slapende hand' die tintelde toen het gevoel weer terug kwam.

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tintelen

tintelen - regelmatig werkwoord uitspraak: tin-te-len 1. voortdurend zacht prikkelen ♢ toen ik van de kou in de warmte kwam tintelden mijn handen 2. steeds even oplichten ♢ zijn ogen tintelden o...

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tintelen

v., pimperje, timperje, prykje.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tintelen

tintelde, h. getinteld (1 flonkeren; 2 zacht geprikkeld worden, steken): 1. de sterren flikkeren; de ogen tintelen van vreugd; 2. de vingers tintelen van de kou.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tintelen

('tintələn) (tintelde, heeft getinteld) 1. sterk flonkeren : de sterren -. Syn. →: blinken. 2. glanzen : zijn ogen tintelden van vreugde. 3. steken, prikkelen : mijn vingers van de kou.

2025-07-25
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Tintelen

frequ. van een oud tinten = branden; zie Tonder en vgl. ’t Veluwsche „tintelton" : een tonderdoos; vgl.„Gelijck der Sonne schijn getint heeft en gebloncken." In 't Veluwsch zegt men nog: „Mijn vingers tinten”. Vgl. ook maltentig; letterlijk: slecht brandend, slecht vlam vattend, en fig.: koppig. Bij Hoof...

2025-07-25
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

tintelen

tintelen ww. 'prikkelen, glinsteren' Mnl. tintelen 'een prikkelend gevoel geven; fonkelen' in Op sine herte tintelde hare hant [1340-60; MNW-R], alle die sterren sullen tintelen ende glimmen [1480; MNW-P]; vnnl. tintelen 'een prikkelend gevoel ondervinden' in De vingeren tintelen van koude [1573; Thes.]....

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tintelen

Tintelen - (tintelde, heeft getinteld), flikkeren, glinsteren : de sterren tintelen; (fig.) hare oogen tintelden van vreugde; — zachtjes prikkelen (van koude): mijn vingers tintelen. TINTELING, v. (-en), het tintelen; geflikker; koude in de vingertoppen.