Tintelen
I. (tintelde, heeft getinteld), 1. (onoverg.) snel achtereen geprikkeld of gekitteld worden, een fijn prikkelend gevoel ondervinden: mijn vingers tintelen; hij krijgt een sneeuwbal aan zijn oren dat ze tintelen; haar voeten begonnen te tintelen van de kou; 2. (overg., niet alg.) prikkelen. II. (tintelde, heeft getinteld), flik...