Wat is de betekenis van Tink?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tink

I. tw., nabootsing van het geluid van een klok, een schel en derg.; II. zn., m. (-en), hoog, kort geluid: de pendule sloeg twaalf helle tinkjes.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tink

v. tinken (Z.-N. zeelt).