Wat is de betekenis van timmeraar?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Timmeraar

m. (-s), 1. timmerman; 2. iem. die timmert uit liefhebberij.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

timmeraar

('timməra:r) m. (-s) hij die timmert uit liefhebberij.

Gerelateerde zoekopdrachten