timbal
opwegend (tegen); (ber)timbal balik, 1 van, (aan) weerskanten; wederzijds; dubbel; 2 †, onderste boven; setimbal, in evenwicht, evenredig, op wegend -> (se)timbang; bertimbal, 1 met ’n tegenhanger, weerga; 2 aan weerskanten van; menimbal(i), op wegen (tegen), beantwoorden (aan); als tegenhanger, (tegenspeler) optreden (voor, tegen); timbalan,...