Wat is de betekenis van Thuja?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Thuja

v. C-’s), soort van naaldboom; levensboom (Thyja).

2025-07-25
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Thuja

Plantnaam, de arbor vitae, 'levensboom'. Van Gri. thuia, een Afrikaanse boom, waarvan het welriekend hout voor offerdoeleinden werd gebruikt (de naam houdt verband met thuein 'brandofferen').

2025-07-25
Verklarend Woordenboek Plantennamen

Dr. C. A. Backer (1936)

Thuja

Thuja L. [C. Linnaeus], - Lat. transcr. van den ouden Gr. plantennaam thuĭa, waarmede een Noordafrik. boom met geurig hout werd aangeduid.

2025-07-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Thuja

(thuya) levensboom; naaldboom

2025-07-25
Plantenterminologie

Jac. de Bruijn (1973)

Thuja

oude Gr. pltn. waarmee een Noordafrikaanse boom met geurig hout werd aangeduid

2025-07-25
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Thuja

v Plantnaam, de arbor vitae, 'levensboom'. Van Gri. thuia, een Afr. boom, waarvan het welriekend hout voor offerdoeleinden werd gebruikt (de naam houdt verband met thuein 'brandofferen'). In Ndl. als voornaam aangetroffen.

2025-07-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Thuja

fam. Cupressaceae, levensboom, is een schubconifeer, waarvan de kegelschubben aan de voet zijn ingeplant en slechts 2-3 zaden bezitten. Zeer algemeen komt voor T.occidentalis L. uit N. Am., een eigenaardig riekende boom of struik, die in talloos vele vormen wordt gekweekt. Verder T.plicata D. DON (T.gigantea NUTT.) eveneens uit N. Am., T.orientalis...

2025-07-25
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Thuja

of Levensboom, naaldboom, bij ons vooral in parken en op kerkhoven.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

thuja

v. (fti Noordarrikaanse altijd groene boom.