Wat is de betekenis van Thuisreis?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Thuisreis

v. (...zen), terugreis naar huis, de woonplaats of het vaderland : hij is op de thuisreis.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

thuisreis

v. thuisreizen (reis naar huis, vooral van schepelingen): op de thuisreis.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

thuisreis

v. (...reizen) reis naar huis.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Thuisreis

Thuisreis - v. (...zen), reis naar huis; ...WERK, o. werk dat men niet in de fabriek, op eene werk plaats, maar thuis verricht: die sigaren-, kleermaker heeft thuiswerk (wel te onderscheiden van huiswerk, zie aldaar); ...WERKER, m. (-s), iem. die thuiswerk heeft: die fabrikant heeft 100 arbeiders aan den winkel en 20 thuiswerkers.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten