Teugel
m. (-s), 1. riem of koord waarmee men een rij- of trekdier bestuurt, zowel gebezigd voor elke riem afzonderlijk, als voor beide tezamen ; toom : een paard de teugel aandoen, bij de teugel leiden ; met losse teugel rijden ; de teugel vieren, losser laten ; — (fig.) iem. de vrije teugel laten, hem geheel zijn gang laten gaan ; iem. de teugel ko...