Wat is de betekenis van Termin?

2025-07-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Termin

termijn, gezette tijd; zittingsdag (v. rechtbank); morgen ist Termin, morgen komt de zaak voor (rechtbank); Termin haben, gedagvaard zijn.