Tering
I. TERING v. (-en), 1. het doen van uitgaven voor levensonderhoud: vrije tering hebben, het zelf niet be- hoeven te betalen ; de tering naar de nering zetten, de uitgaven naar de inkomsten regelen; 2. (Zuidn.) feestelijke maaltijd, inz. van een gezelschap, een gilde enz. dat een ,,pot verteert”; 3. die vorm van tuberculose di...